Vorige week verscheen Het lied van de houtzagerij, de nieuwe roman van Vibeke Olsson en het vervolg op haar succesvolle De dochter van de houtzager. Blogger Caroline vertelt over het effect dat het lezen over Britta op haar heeft.
van blogger Caroline Landin, bibliothecaresse in Zweden
Het is op een bepaalde manier goed voor de ziel om over Britta te lezen. Ja, haar leven is zwaar, hard, ze wordt getroffen door ongeluk en het leven op de zagerij is niet te bevatten voor iemand zoals ik, een parttime bibliothecaresse wonend in een klein maar gerieflijk huis met allerlei huishoudapparatuur dat het zware werk voor me doet.
Balsem voor de ziel
Maar toch: het is balsem voor de ziel omdat Olsson haar hoofdpersoon Britta laat mijmeren en peinzen, en mij daarvan deelgenoot maakt en me het gevoel geeft dat we diep van binnen eigenlijk veel op elkaar lijken, of we nu eind negentiende eeuw op een zagerij even buiten Sundsvall ploeteren als een beest, of in 2013 op gerieflijk schoeisel door een bibliotheek in Skåne rondsluipen.
Gezin
We maken ons zorgen om onze ouders. We piekeren over de toekomst, of we iemand zullen vinden op wie we verliefd worden. Of we kinderen zullen krijgen. Goed, ik heb al kinderen en ook een geliefde, maar toen ik net als Britta zestien was, toen had ik geen idee. Britta denkt dat ze het wel kan vergeten, dat een gezin en een eigen huishouden er niet meer in zitten. Ook ik dacht toen ik zestien was dat een gezin met kinderen er voor mij niet in zou zitten omdat ik niet zo iemand was die het met jongens hield.
Onrecht
We piekeren over onrecht. Hoe zwaar haar dagen ook zijn, Britta ziet ook dat er anderen zijn die het nog veel moeilijker hebben, die minder liefde kennen, armer zijn dan zij. En hoe vervelend mijn dagen soms ook zijn (ondanks de keukenmachines) – er zijn altijd mensen die saaier werk hebben of minder vrije tijd dan ik, om maar te zwijgen van al diegenen die geldgebrek kennen.
Geloof
Britta piekert natuurlijk ook veel over Jezus en of ze zich zou moeten laten dopen, haar leven aan hem zou moeten geven en het dansen en dergelijke gruwelen helemaal zou moeten laten. Daarin kan ik haar niet helemaal volgen, omdat ik überhaupt niet geloof (…) – maar ook ik heb dingen waarover ik droom en waarvan ik me inbeeld dat mijn hele leven één groot geluk zou worden als ze waar werden.
Volwassen
Dus we piekeren, Britta en ik. En toch leven we natuurlijk totaal andere levens. Zij heeft zwaar, eentonig en gevaarlijk werk als ribbenzaagster op een zagerij; ze werkt zes dagen per week van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. En ze is er trots op een arbeidster te zijn. Een paar jaar later is Britta’s leven totaal anders en is ze alle dagen van de week aan de slag, zonder ook maar een enkele pauze, omdat ze ‘kostgangers’ heeft. Ze moet voor vijf betalende arbeiders eten koken en het bij hen langsbrengen op de zagerij. Ze is noodgedwongen in heel korte tijd volwassen geworden en heeft veel verantwoordelijkheid op zich moeten nemen. Toen ik zestien was, waren er nog heel wat jaren te gaan voor ik überhaupt het huis uit ging.
Toekomst
En wat dat ouder worden betreft: Britta’s ouders zijn net over de veertig, en ze maakt zich zorgen omdat ze zo oud zijn geworden. Versleten lichamen, geen tanden meer in hun mond, grijs haar, ingevallen wangen. Ik ben net zou oud als zij, maar mijn lijf is beresterk en ik heb mijn halve leven nog voor me.
Dus nee, Britta en ik mogen dan over dezelfde dingen piekeren, onze leven zijn zo verschillend als het maar kan. En dat is voor een groot deel juist waarom ik het zo heerlijk vind om over haar leven te lezen. Het zet het mijne in perspectief.